Een koe behoort tot de herbivoren. Zij trekt het gras met de tong van de grond en maalt het tussen de onderste tanden en de kaken. De koe is een herkauwer en slikt het gras bijna zonder kauwen in. Een koe heeft vier magen. Als de eerste maag, de pens volis, komt het gras terug in de mond en kauwt de koe het fijn. Hierna wordt het weer ingeslikt. In de pens wordt het voedsl door micro-organismens gefermenteerd. De tweede maag, de netmaag, zorgt ervoor dat het gefermenteerde voedsel doorstroomt naar de boekmaag. In deze derde maag wordt het vocht uit het verteerde voedsel gehaald. Als laatste volgt de vierde maag, de lebmaag. Deze maag lijkt het meest op de maag zoals bij niet herkauwende zoogdieren. Hier wordt het voedsel verteerd en naar de dunne darm doorgegeven. In de darm gaat de vertering verder en worden de vrijgekomen voedingsstoffen via de darmwand in het bloed opgenomen. Via het bloed worden de voedingsstoffen getransporteerd naar de plaats waar ze nodig zijn. Onverteerde voedselresten worden via de anus als ontlasting uit het lichaam verwijderd. De ontlasting van een koe wordt als mest gebruikt